Ik kijk door het raam om de waarheid van het weerbericht in te schatten. In dit grillige lenteweer piept de zon toch af en toe eens door de grijze wolken. Je ziet blauwe vlekken verschijnen en even voelt het weer echt als lente aan.
Ook de tuinvogels profiteren van dit droog momentje. Het roodborstje pikt verwoed op de plaats waar nog niet zo lang geleden, onze twee kippen een leven van scharrelplezier hadden. Ligt er misschien nog ergens een minuscuul graankorreltje?
Kool- en pimpelmezen vliegen aan en af. Er worden volop nestjes gebouwd. Een paar dagen geleden vond ik in onze brievenbus tussen de rekeningen en de reclame een hoopje mos. Gelukkig is de aannemer een meer geschikte plaats gaan zoeken voor de nieuwe woning.
Twee merels pikken woest in het gras. Ze moeten wel heel hongerig zijn, of hebben ze al de verantwoordelijkheid om een hele kroost te onderhouden? Even later vliegt één van de twee triomfantelijk weg, een lange glibberige worm tussen zijn bek geklemd.
Ocharme, die worm, die zal nu wel zo dood als een pier zijn.
Ik vind regenwormen niet van moeders mooiste. Maar ze zijn wel nuttig: ze woelen de aarde om, brengen er op die manier zuurstof in en voorzien de bodem van waardevolle humus.
Wist je dat er drie soorten regenwormen zijn: de strooiselwormen, de bodemwoelers en de diepgravers.
Strooiselwormen zijn armetierige pieren, ze krioelen er in de bovenlaag van het bos maar wat op los.
Sommige mensen zijn als strooiselwormen,
zonder veel dieptegang,
eet, drink en wees vrolijk.
De bodemwoelers leven in de bovenste dertig centimeter van de grond en zij spelen een belangrijke rol in het mengen van organisch materiaal in de bodem.
Sommige mensen zijn als bodemwoelers,
ze willen meer te weten komen,
ze proberen van alles uit,
hun leven is rijk gevuld.
De diepgravers kunnen in goed gedraineerde grond wel een paar meter diep kruipen. Wat een olympische prestatie!
Sommige mensen zijn als diepgravers,
ze zijn specialisten,
geweldige uitvinders
en grote denkers.
Zij eten, drinken en zijn vrolijk,
zij zetten dat soms wel even opzij
voor een hoger doel.
Pol le Roy zei eens: “Een massa-meeting doet me altijd denken aan een feest van regenwormen.”
Krioelende mensen, krioelende wormen…
Daar kan je wel eens in de knoop van geraken. Ik las ergens het volgende anonieme gedichtje:
De regenworm
Een reuzelange regenworm
die sprak: ‘Ik ben vandaag uit vorm,
want waar ik kruip of sta of zit,
ik merk dat ik vol knopen zit,
hetgeen mijn kronkelen vermindert
en mijn bewegingsvrijheid hindert.
Ik weet de reden daar wel van:
’t wil maar niet regenen! – en dan
verliest een regenworm de hoop
en raakt al piekerend in de knoop…’Maar nauwelijks had hij dit verzucht
of het werd donker in de lucht
en ’t regende opeens enorm,
het was een echte regenstorm!
‘Hèhè’, zei toen de regenworm,
‘Ik kom warempel weer in vorm,hetgeen bewijst dat al zit je nog zo in de knopen,
blijf steeds op de ontknoping hopen!’
Een eenvoudig gedichtje, maar we zitten soms wel eens in de knoop, met onszelf of met anderen. En dan vermindert ons kronkelen, we worden minder creatief. We beperken onze bewegingsvrijheid, we mijden plaatsen of vrienden. We kunnen de zon niet meer vinden en verliezen de hoop.
Al eens een knoop ontward? Daar is veel geduld voor nodig, een goed oog, soms een bril, en soms hulp van een ander. Maar wat een opluchting als de knoop weg is!
Winston Churchill zei:
We zijn allemaal wormen,
maar ik denk dat ik
een glimworm ben.
Als we naar de uitgestrektheid van het heelal kijken, dan kunnen we ons wel als een worm voelen. Maar wormen doen hun onmisbare deel in hun biotoop; van mensen wordt verwacht hun onmisbare deel te doen in hun biotoop, de aarde.
Nu, een glimworm is geen worm, het is een kevertje. Maar de gedachte is wel mooi om, als je dan toch een worm bent, een glimworm te zijn en licht te geven.
Ik ben een boekenworm, maar ik wil wel graag een glimboekenworm zijn. Ik las een verhaal over een regenworm in ‘Een parel voor elke dag.’
Er was een een kleine regenworm.
Zo’n regenworm bestaat uit kleine ringen,
die elkaar voortstuwen, elkaar voeden,
en samen de grond vol gaatjes boren
zodat die goed kan ademen.
De kleine regenworm was trots op zijn werk.Op een dag kreeg de laatste ring een idee:
‘Ik wil ook wel eens vooraan graven’, zei die.
En hij begon in de andere richting te graven,
tot grote verbazing van de andere ringen.Maar ook zij wilden wel eens de eerste zijn.
En zo begon iedere ring zelf eerst te graven.De kleine regenworm kronkelde zich in alle bochten.
Elke ring trok in een andere richting.
Meer nog,
ze gaven geen voedsel meer aan elkaar,
want ze wilden zelf
zoveel mogelijk groeien en sterk worden,
Ook al moesten de anderen hiervoor uitdrogen.
Ze waren helemaal vergeten
dat zij van elkaar afhingen.Korte tijd later,
lag de worm te sterven.
Welk soort worm we ons ook voelen, we hebben elkaar nodig. Het is nodig dat we af en toe IK eens opzij zetten en de waarde van WIJ eens onderzoeken, niet als een strooiselworm, maar als een diepgraver. Wedden dat onze omgeving daar rijker van wordt?
Ondertussen is de zon weg. Donkere wolken schuiven traag voorbij. Het druppelt, en de druppels worden dikker. IJs valt uit de lucht en kleine bolletjes springen als mini-pingpongballetjes naar alle kanten.
Ik herinner me ineens de titel van een artikel uit de National Geographic, vorig jaar in mei:
In Noorwegen regent het regenwormen!
In het zuiden van Noorwegen vielen in april 2015 duizenden wormen uit de lucht. Dit was geen aprilgrap, dit was horror in het echt! Wetenschappers breken er zich het hoofd over.
Al verlang ik naar mooi lenteweer, ik zie toch liever hagelbolletjes dan vallende pieren.
En krijgt de vroegste vogel nu de dikste worm?
Vroeg opstaan kan zijn voordelen hebben. Maar de pannenkoeken eten, die een vroege vogel voor jou gemaakt heeft, smaken toch ook héél lekker!
Fijne levensles over eenvoudigweg: wormen
Fijn dat je dikwijls commentaar geeft, Fred.