Zaaien en groeien

zaaien
zaaien

Vorige week slenterde ik een tuincenter binnen, op zoek naar eenjarige plantjes voor in de tuin. Die zouden, zoals de naam zegt, een jaar moeten meegaan, maar meestal halen ze zelfs niet een jaar. In september, en anders zeker in oktober, hebben ze het welletjes gevonden. Eigenlijk zijn het dus maar halfjarige plantjes, als een zomerse hagelstorm er na een maand al geen korte metten mee maakt.

De geraniums, begonia’s, lobelia’s, surfinia’s en nog meer schoonheden, roepen kleurrijke taferelen op van Zuiderse Franse dorpjes en bebloemde houten bergchalets. Het lijkt in mijn herinneringen dat die bloemenweelde daar prachtiger is. Misschien komt het omdat het licht daar anders is?

De tuinmannen of tuinvrouwen onder ons zijn nu ook druk in de weer. Het zaaiseizoen is immers aangebroken. Wat in de plantenwinkel dan ook een herinneringscode in mijn hersenpan triggert, zijn de zaadjes. Je weet wel, ze hangen aan rekken in tientallen papieren zakjes: radijsjes, sla, bonen, wortels en nog veel meer. Ik zie mijn vader nog zo’n zakje openscheuren en tientallen piepkleine zwarte bolletjes rollen in zijn hand. In een ander zakje zaten dan weer maar een paar dikke bonen.
Groeien daar echt radijsjes uit? Boontjes? Wortelen?
Ik hoor mijn vader nog wijselijk antwoorden; ‘Als je radijsjes zaait, kunnen er geen wortels uit groeien.

Wat je zaait zal je oogsten.

Ik ontdekte al vlug dat alleen zaadjes die aandacht krijgen, groeiden.
Later, op school, liet een juf met ietwat groene vingers ons cressonzaadjes zaaien op een vochtig watje. Het magische was, dat er inderdaad tere cressonplantjes tevoorschijn kwamen. En enkele dagen later waren ze nog lekker ook!
Sommige van mijn zaai- en plantexperimenten mislukten door te veel of te weinig water, door een slechte grond, door een ontsnapte koe (echt waar!), maar meestal door te vergeten dat zaaien maar het begin is.

Plant dromen,

Wied onkruid,

en een gelukkig leven groeit.

Je moet natuurlijk onkruid leren onderscheiden. Ooit was er eens een juf die helemaal geen groene vingers had, maar ze wou wel de klas het wonder van zaaien en oogsten laten ondervinden. Ze wou niet te groot beginnen en de rage van een vierkantemeter-tuin was voor haar de oplossing. Ze kocht allerlei zaadjes en samen met de kinderen zaaide ze kwistig in haar kleine tuintje. Toen de juf ergens opving dat onkruid altijd de kop opsteekt, ging ze ongerust haar tuintje bekijken. Ze zou dat onkruid eens direct leren wie de baas was. Jammer genoeg trok ze ook alle kiemende plantjes uit. Dat jaar was er in een bepaalde klas geen oogst.

 

Een zaadje is bedoeld om te groeien. Een eikeltje kan een kanjer van een eikenboom worden.

De mens is een goddelijk zaad,
bedoeld om te groeien
tot iets wat onmogelijk lijkt.

We groeien lichamelijk, wat op tienerleeftijd heel frustrerend kan zijn. We groeien emotioneel, we leren mee te leven met een ander. We groeien sociaal, hoewel sommigen muurbloempjes blijven. We groeien intellectueel, mede dankzij de verplichte leertijd in ons land. We groeien ook spiritueel, ook al zie je in deze eeuw een flinke groeiachterstand bij een enorme hoeveelheid mensen. Nochtans is deze geestelijke groei, volgens Elizabeth Kübler, de enige reden van ons bestaan op aarde.

Om in de richting te groeien die we willen, zullen we een boom in onze tuin steunen, leiden en snoeien.
Om zelf in de gewenste richting te groeien, zullen we bewuste keuzes moeten maken. Iets wild laten groeien, levert zelden de gewenste vruchten op. Daarom is snoeien noodzakelijk.

Je krijgt niet wat je wilt,
maar wat je voor je innerlijke groei nodig hebt.
(Annemarie Postma)

 

Groeien als mens, ons ontplooien, ons ontwikkelen, vooruitkomen in het leven, dit vergt geloof, wijsheid en geduld, en is soms een pijnlijk proces.
Soms durven we onze comfortzone niet verlaten en houden we op die manier onze groei tegen.

Er waren eens twee zaadjes die naast elkaar op een vruchtbare grond lagen. Het ene zaadje zei: ‘Ik wil groeien!’
Het wilde zijn wortels diep in de grond voelen en door de aarde heen naar boven uitbreken. Het wilde met zijn tere knoppen de komst van de lente aankondigen. Het wilde de warmte van de zon op zijn gezicht voelen, en de morgendauw op zijn blaadjes.

En dat zaadje groeide en groeide!

Het tweede zaadje zei: ‘Ik ben bang!’
Het was bang voor wat hij in de donkere aarde zou tegenkomen,  als hij zijn wortels naar beneden zou laten groeien. Hij was bang om zijn tere knoppen te beschadigen, als hij door de aardkorst zou breken. Hij was bang dat als hij zijn blaadjes zou uitrollen, ze misschien door een slak zouden worden opgegeten. Hij was bang dat als hij zijn bloesems zou openen, een klein kind ze misschien zou afbreken. Dus wachtte hij liever tot de kust veilig was.

Het zaadje wachtte en wachtte.

Toen kwam er een kip voorbij.
Ze vond het zaadje
en pikte het op.

We moeten durven groeien! Als we onze dromen willen laten uitkomen, moeten we er aan werken, hard werken. Dat vergt tijd, keuzes maken, soms een pleziertje opgeven, het kan ook een mislukking opleveren, ontgoocheling, pijn. Maar als we blijven wachten om iets te proberen, zouden die dromen wel eens diep begraven kunnen worden.

We weten allemaal dat het gras niet groeit door aan de sprieten te trekken, maar door de wortels water te geven. Daarom maakt de grasmaaier na zomers regenweer zoveel overuren.

Maar opgepast! Harry Mulish zei niet voor niks:

Een boom die zo hard wil groeien

dat hij zijn wortels uit de aarde trekt,

zweeft niet ten hemel,

maar valt om.

 

Een van de bijbelverhalen die me veel heeft laten nadenken is het verhaal van de zaaier. Voor degenen die er niet vertrouwd mee zijn:

Zie, een zaaier ging eropuit om te zaaien.
En toen hij zaaide, viel een deel van het zaad langs de weg; en de vogels kwamen en aten het op.
Een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het kwam meteen op, doordat het geen diepte van aarde had.
En toen de zon opgegaan was, verschroeide het; en doordat het geen wortels had, verdorde het.
Een ander deel viel tussen de dorens; en de dorens kwamen op en verstikten het.
En weer een ander deel viel in goede aarde en gaf vrucht, het ene honderd-, het andere zestig-, en een ander dertigvoudig.
(Mattheus 13)

Hetzelfde soort zaad kwam op bepaalde plaatsen niet op, verdorde, verstikte en groeide. Het lag dus niet aan het zaad. De grond was de reden waarom het ene zaad groeide en het andere niet, of onvoldoende. Het eerste zaad kan je vergelijken met het verhaal van het zaadje en de kip. Als we zelf niets ondernemen, kunnen we niet groeien. Bye bye droom. Zaad tussen de stenen zou kunnen betekenen dat ik te vlug ben, geen wortels heb, en bij de minste tegenslag opgeef. Bye bye droom. Zaad tussen de dorens groeit eerst, maar wordt verstikt door de zorgen, de drang naar erkenning en rijkdom. Bye bye gelukkige droom. Het laatste zaad groeit en bloeit, maar is het je opgevallen dat niet alle zaad evenveel vruchten draagt? Er volgt geen oordeel op deze vaststelling. We zijn allemaal verschillend getalenteerd. Veel mensen sporten graag en veel, maar weinigen zijn topsporter. Veel mensen spelen graag muziek, maar weinigen zijn topmusici. Veel mensen schrijven graag hun gedachten neer, maar weinigen zijn topschrijvers.
Misschien zit er ook een waarschuwing in dat we onze dromen niet moeten vergelijken met een ander.

Er zijn piepkleine zaadjes en grote zaadbollen. Zou het niet fijn zijn moest ieder mens elke dag een zaadje planten. Moest iedereen overal waar hij komt iets achterlaten,
iets moois,
een geweldig idee,
een prachtige droom,
een helpende hand,
een schouderklop,
een brede lach.

Laat ieder dag een zaadje achter. Je zal zien, eens worden ze een tuin die je toelacht.